Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij werd groot [47]tot aan het heir des hemels; [48]en hij wierp er [sommigen] van dat heir, namelijk [49]van de sterren, ter aarde neder, en hij [50]vertrad ze. 47. Of, tegen des hemels heir; dat is, hij kwam zo wijd, dat hij zelfs het volk Gods aantastte, hetwelk hier genoemd wordt het heir des hemels, omdat de namen der kinderen Gods in den hemel geschreven staan. Luk.10:20, en hun burgerschap in den hemel is, Fillip.3:20. Onder vs.24 wordt Gods kerk [hetwelk toen de Joden waren] genoemd het volk der heiligen, of het heilige volk, en vs.7,18, de heiligen der hoogten. 48. Ter aarde werpen, is hier te zeggen, doden. 49. Dat is, van degenen, die onder de regenten, zo in den kerkelijken als maatschappelijken stand uitmuntten, en in hunne bedieningen in getrouwheid als de sterren aan den hemel uitgemunt hebben. 50. Alsof hij zeide: Het zal hem niet genoeg zijn, dat hij die schoonschijnende sterren zal doden, maar hij zal hen nog daarenboven vertreden als het slijk der straten.